We hebben nu zo’n 21 jaar internet in Nederland. Het medium is dus nog relatief jong, maar volwassen. Toch wordt er nog voortdurend gedaan alsof we met iets nieuws en vooral ingewikkelds van doen hebben. In talkshows kijken presentatoren elkaar meewarig aan als het onderwerp ter sprake komt, om vervolgens aan een gast te vragen “leg het ons uit, want wij snappen hier niets van, hoor!”. En dat in een tijd waarin een leven zonder internet eigenlijk nauwelijks nog voorstelbaar is. Want voor de meesten van ons geldt dat ze, al dan niet bewust, ettelijke malen per dag gebruik maken van een product of dienst die alleen nog kan bestaan bij de gratie van internet. Het is daarom des te opmerkelijker dat het algemeen geaccepteerd lijkt te worden wanneer je zegt dit fenomeen te ingewikkeld te vinden.

Iets vergelijkbaars doet zich voor op scholen. Internet, of wat breder genomen ICT, is nagenoeg onzichtbaar in het onderwijspakket. Ook hier wordt het niet gezien als een primaire behoefte en iets wat zo alom aanwezig is dat je er in de basis, dus op de basisschool, iets over zou moeten leren. Het wordt als een specialisme gezien, als iets voor kinderen die later wat met computers willen doen. Maar er wordt wel volop geknutseld, terwijl dat ook niet specifiek is voor kinderen die later aannemer willen worden. Net zo min als geschiedenis alleen bedoeld is voor toekomstige historici. En zo kan ik nog wel even doorgaan. ICT zou onderdeel moeten zijn van het totale, brede arsenaal aan onderwerpen en vaardigheden waar kinderen op de basisschool mee in aanraking komen. De praktijk loopt hier vaak nog ver op achter. PowerPoint gebruiken bij je spreekbeurt mag, maar of de leerkracht ook kan uitleggen hoe dat moet, is tamelijk willekeurig en hangt af van de voorkeur, en de leeftijd, van de leerkracht. En dat wordt geaccepteerd. Terwijl het toch ondenkbaar is dat een onderwijzer geen geschiedenis zou geven omdat zijn interesse daar niet ligt? Op het schoolplein vertellen ouders elkaar vol trots hoe hun kinderen met hun handjes over het televisiescherm vegend van zender proberen te wisselen. Het geeft in hun ogen aan hoe snel ze technologie adopteren. In werkelijkheid toont het aan dat ze er juist nog niets van begrijpen.

Ook binnen de beleidsterreinen van onze regering heeft internet geen duidelijke plaats. Zo moet het Ministerie van Economische Zaken zorgen voor een vrij en toegankelijk internet en daarbij ook onze privacy beschermen, terwijl ze bij Veiligheid en Justitie cybercrime bestrijden, geholpen door de afluisterpraktijken van Binnenlandse Zaken. Ondertussen wordt ICT ook op andere terreinen steeds belangrijker, bijvoorbeeld in de zorg, zonder dat dit expliciet binnen de taakverantwoordelijkheid valt van het betreffende ministerie. Wie coördineert deze ontwikkelingen, of beter nog: wie jaagt ze aan? Wanneer er grote incidenten zijn, zoals destijds bij Diginotar of recenter het incident met het al dan niet verstrekken van onze gegevens aan de NSA, lijkt de hete aardappel binnen de ministeries te zijn doorgeschoven en krijgen we een persconferentie van een minister die er eigenlijk geen zin in heeft en er vooral heel weinig vanaf weet.

Iets niet weten is op zich uiteraard geen schande. Maar soms wel. Na ruim een jaar onderzoek presenteerde de commissie Elias vorige week haar resultaten. Aanleiding voor het onderzoek is het hoge percentage ICT-projecten bij de overheid dat uitloopt, duurder uitvalt of zelfs helemaal mislukt. Een van de bevindingen van de commissie is dat de kennis van ambtenaren en Tweede Kamerleden ernstig tekortschiet en dat deze actief moet worden verbeterd. Het weerhield Kamervoorzitter Van Miltenburg er niet van om bij het in ontvangst nemen van het rapport hardop te bekennen dat ze de afkorting ICT “wel even had moeten Googlen”. De mensen in Nieuwspoort konden er niet om lachen. Het gegeven op zich is al zorgwekkend. Maar dat je met dit gebrek aan kennis – waar dit rapport juist over gaat – koketteert, is ronduit kwalijk.

Ondertussen is nog maar de vraag of Kamerleden het rapport inmiddels ook echt gelezen hebben, laat staan zich in de materie hebben verdiept. Want deze week werd duidelijk dat een meerderheid van hen van de ov-chipkaart af wil. Omdat deze “nog steeds niet perfect werkt”. Die constatering is al tamelijk naïef. Maar als je vervolgens wil dat er “vóór 1 juli 2015 een nieuw systeem voor reizen in het openbaar is uitgerold”, lijken de aanbevelingen van Elias aan dovemans oren gericht.